Tijdens mijn politieke carrière als Eerste Kamerlid (1999-2007) was ik een van de eerste politici die in 2004 een eigen - tamelijk primitief - weblog begon. Eerst vooral vanwege mijn politieke activiteiten/meningen, maar in de loop der tijd steeds meer over mijn publicaties en publieke optredens als journalist en publicist. Zo werd het weblog een etalage voor iedereen die op hoogte wilde blijven van mijn gepubliceerde artikelen en columns, van gebeurtenissen waar ik bij ben geweest, van observaties die ik doe, van meningen die in mij opwellen, of van andere persoonlijke wetenswaardigheden.
Het is geen dagboek, maar wel een soort maandboek geworden, waar ik zelf regelmatig in terug blader om nog even na te gaan hoe het ook al weer zat.
Je hoort het steeds vaker: professionals moeten om op hun handen zitten. De uitdrukking geeft woorden aan een praktijk waarin sociale professionals zich niet – zoals dat klaarblijkelijk in het verleden te veel gebeurde – te snel en te veel over mensen moeten ontfermen. Om dat voor elkaar te krijgen moeten professionals dus de kunst van het op hun handen zitten onder de knie zien te krijgen. Maar ja, tegelijkertijd moeten ze ‘eropaf’, outreachend werken, nabij zijn, de vraag-achter-de-vraag ontdekken. Die combinatie leidt tot verwarrende toestanden. Zo kan het gebeuren dat professionals in een sociaal wijkteam op basis van steeds terugkerende ondersteuningsvragen op het idee komen dat het wenselijk zou zijn als collega’s van het welzijnswerk een initiatief nemen waarbij lotgenoten elkaar treffen en kunnen helpen. Ho, ho, reageren hun welzijnscollega’s, dat moet dan wel uit de bewoners zelf voort komen. We gaan niet voor hen iets organiseren. Het initiatief moet niet bij het wijkteam liggen, maar bij de mensen om wie het gaat, wij faciliteren dat. Tja, het gevolg is dat er dan meestal niks gebeurt.
De verwarring is ontstaan doordat het nieuwe door de decentralisaties gevoede beleidsdenken een al langer bestaand zelfbeeld van sociale professionals nieuw leven in heeft geblazen - de impliciete overtuiging dat sociale professionals eigenlijk overbodig zouden moeten zijn. Dat is een heel bijzonder professioneel zelfbeeld dat je bij geen enkele andere beroepsgroep aantreft. Artsen zal je nooit op die gedachte betrappen, architecten ook niet, onderwijzers evenmin. Ook maatschappelijk werkers hadden tot ver in de jaren zeventig geen last van deze vorm van zelfkwelling, maar sinds we in die jaren van maakbaarheid van welzijnswerkers zijn gaan spreken heeft zich het idee verspreid dat zij het beste werk leveren als zij zich overbodig maken. De ideale samenleving zou immers een samenleving zijn zonder welzijnswerkers. Toegegeven, dat is een nobel en altruïstisch streven. Maar erg realistisch is het niet. Een moderne maatschappij kent bijna per definitie zoveel tegenstrijdigheden en ingewikkeldheden waar mensen in vast lopen, dat je er een prachtig beroep van kunt maken om mensen weer vooruit te helpen. De kwestie is dan ook niet of sociale professionals eigenlijk overbodig zouden moeten zijn, de relevante vraag is hoe zij hun dienstbaarheid professioneel vorm geven. En dan zijn ‘eropaf’ en ‘uitgaan van eigen kracht’ heel goed met elkaar te rijmen.
Dienstbaarheid betekent voor de eropaf-professional dat zij (mannen worden steeds spaarzamer in dit beroep) opereert in de leefwereld van mensen, haar kennis, inzicht en deskundigheden ter beschikking stelt en in staat is om een dusdanige relatie met mensen aan te knopen waardoor er beweging in situaties komt, in persoonlijke levens, bij groepen mensen, in buurten en wijken. Haar professionaliteit bestaat er nu juist uit dat zij niet voorschrijft wat er moet gebeuren, maar mogelijkheden schetst. Zij creëert openingen in een blikveld dat door de omstandigheden (schulden, verdriet, handicaps, eenzaamheid, agressie, pech, noem maar op) beperkt is geworden. Zij verrijkt het arsenaal aan mogelijkheden. Maar zij is niet degeen die kiest, zij schrijft geen sociale medicijnen voor. Zij helpt de weg te vinden. Zij is de sociale startmotor, die beweging op gang brengt; de echte motor leveren de mensen waar zij zich mee verbonden heeft. Dat is wat we onder eigen kracht verstaan, mensen bepalen zelf snelheid, richting, tempo van de veranderingen die hen aangaan. Met andere woorden: eropaf-gaan maakt burgerkracht mogelijk.
Burgerkracht is dus niet iets wat mensen louter op zichzelf doen, zonder hulp van buiten, dat is de goedkope en liberale-Rutte-variant. Burgerkacht betekent dat mensen zich al dan niet collectief eigenaar kunnen maken van zaken die hun levens raken, dat ze daar professionals voor kunnen inschakelen zoals wethouders ambtenaren ter beschikking hebben. Dat is waar het in de huidige veranderingen ook om zou moeten gaan. We creëren andere verhoudingen tussen burgers en professionals. Hulpverlening en ondersteuning moeten zich niet langer de dienst laten uitmaken door producten van instellingen, laboratoriummodules of gemeentelijke programma-eisen, maar een uitkomst zijn van een open gesprek tussen professionals en burgers waarin dienstbaarheid de toon zet. De besluitvorming is dan niet meer van boven naar beneden, maar van onderop naar boven.
Het behoeft weinig betoog, dat die realiteit nog ver weg is. Bezuinigingen hebben er voor gezorgd dat nogal wat vormen van hulpverleningsoverleg in het teken van ‘minder’ zijn komen te staan, wat niet direct een goede voedingsbodem is om echte professionele dienstbaarheid ten toon te spreiden. Maar ook idee dat onder sociale professionals zelf leeft, dat zij op hun handen moeten gaan zitten, draagt niet echt bij aan de gewenste omslag. Het is een uitnodiging voor inertie die voor onnodige verwarring heeft gezorgd. Welke professional is dit werk gaan doen om op zijn handen te gaan zitten? Wie legt tijdens verjaardagsfeestjes met fier uit dat hij vooral op zijn handen zit. Niemand! Laten we er dan in hemelsnaam over ophouden.
klik op de afbeelding om te lezen wat er deze zomer allemaal in de Tolhuistuin gebeurt.
jun19
Nabij is Beter #2
De tweede aflevering van onze 3D-rubriek 'Nabij is beter' op socialevraagstukken.nl hebben we aangegrepen om een onrecht aan de orde te stellen dat voornamelijk allochtonen treft. Een medewerker van een scoiaal wijkteam werd daarmee geconfronteerd toen Niels zich meldde voor de aanvraag van een pgb, omdat zijn bij hem in huis wonende zorgbehoevende schoonmoeder gekort was op haar AIO-uitkering, de zogenaamde kostendelerskorting. Sociale wijkteams hebben op zichzelf niks te maken met deze korting. Maar wel met Niels, want die klopte aan bij het wijkteam. Want zolang zijn schoonmoeder bij hen woont, kan zijn vrouw eigenlijk niet werken. Als ze dat zou gaan doen, moet er opvang komen voor zijn schoonmoeder. Hij wilde daarom een PGB voor zijn schoonmoeder aan vragen om het geld dat weg valt door de kostendelerskorting te compenseren en daarvoor heeft zich bij het wijkteam gemeld. Helaas werkt het niet zo. Er is geen medische noodzaak voor de begeleiding van de schoonmoeder. Juist omdat de schoonmoeder bij hen in huis woont, valt wat zij doen onder gebruikelijke zorg. De generalist van de wijkteam zat er stevig mee in haar maag. Ze besefte dat Niels een punt had. Hij en zijn vrouw zijn een mooi voorbeeld van de participatiemaatschappij, maar in plaats van beloond te worden worden ze gestraft.
De kortingen gaan in op 1 juli en betreft vermoedelijk duizenden mensen. Daar valt nog wel wat aan te doen. Vandaar dat we de kwestie ook aangekaart hebben op de opiniepagina van de Volkskrant. klik op de afbeelding hiernder om tekst te lezen:
jun18
Laatste seizoensoptreden Trio Bier
Aanstaande zaterdag 20 juni, laatste optreden van Trio Bier, in KHL, Oostelijke Handelskade 44. Altijd leuk.
jun16
Afscheid Paul Scheerder
Interview van Tom Tossijn met mij voor het boek Geen zee te hoog. De unieke aanpak van het Leefkringhuis in Amsterdam-Noord. Het boek is een terecht eerbetoon aan de gedreven gangmaker Paul Scheerder die op 27 mei na dertig jaar afscheid nam. Hij was een ouderwetse geen-gelu-hulpverlener:
“Leefkringhuis past naadloos in Nederlands sociaal erfgoed”
Is het Leefkringhuis een van de laatsten der solidariteitsmohikanen in de sociale sector? Of juist een nieuwe voorbode van bemoeizorg anno 21e eeuw: helpen achter de voordeur en samen met de buurt opkomen voor mensen die nergens anders terecht kunnen? Cultuurpsycholoog en publicist Jos van der Lans heeft veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de sociale sector. Hij is initiatiefnemer van de Canon Sociaal Werk, een zogenaamd wikipendium waarin de geschiedenis van vele decennia zorg en welzijn in Nederland en Vlaanderen wordt ontsloten. In zijn boeken houdt hij een permanent pleidooi voor meer lokale en onderlinge solidariteit, herwaardering van professionals, meer ‘Eropaf!’ en minder bureaucratie.
“Je kunt in de sociale sector in de laatste dertig jaar één constante factor ontdekken: fusies en schaalvergroting van instellingen, verzakelijking en marktwerking, economische rationaliteit als leidend organisatieprincipe. Daarmee is de hele sociale sector doordesemd vanaf het aantreden van de toenmalige WVC-minister Elco Brinkman in 1982, toen neo-liberale opvattingen over overheid, zorg en markt de nieuwe richtlijn werden. Er zijn maar heel weinig instellingen die zich hebben weten te onttrekken aan die rationalisering. Het Leefkringhuis in de Vogelbuurt, lijkt me daarop een heel positieve uitzondering. Ik vind het een schoolvoorbeeld dat naadloos past in het Nederlandse sociaal erfgoed van invloedrijke Amsterdamse pioniers als Louise Went-van der Pek en Johanna ter Meulen, de grandmother van het maatschappelijk werk Marie Kamphuis en de gedreven politica Marga Klompé. Met hartstocht helpen, dichtbij huis, kleinschalig, integraal, modern paternalisme vormen de kernbestanddelen van die hulp.”
Oer-hulpbetoon “Dat zegt iets over het unieke en authentieke van het Leefkringhuis. En ook dat dat juist in het eigenzinnige Noord mogelijk is gemaakt door een even solidaire overheid. Wat elders is weggereorganiseerd in al die jaren, is hier behouden gebleven. De hulpverleners in de Koekoeksstraat brengen dagelijks in de praktijk waarover andere hulpinstellingen alleen maar praten. Velen deinen verbaal mee met dit oer-hulpbetoon, maar trekken uit hun waardering niet echt de consequenties. De vraag is daarom of het Leefkringhuis door zijn aanpak ook praktisch een voorbeeld kan zijn voor andere instellingen. Inclusief al die instellingen die hardop zeggen zich te willen ontworstelen aan de klemmende omarming van economische rationaliteit en stapelende regelgeving.” “Wat vooral leerzaam is voor instellingen is de combinatie van praktische en lange-termijnhulp van het Leefkringhuis. Je inzetten voor mensen door middel van bed, brood en bad, crisisinterventie, bescherming van bedreigde vrouwen en kinderen, voedselbanken… inclusief de eeuwigdurende strijd tegen de goedbedoelde maar rampzalig uitwerkende overheids- en welzijnsbureaucratie. Dat alles zorgt ervoor dat hulpvragers je vertrouwen. Dat is ontegenzeglijk de grootste troef van het Leefkringhuis. Vertrouwen, een band met hulpvragers uit de buurt, is dé essentie voor het welslagen van hulp.”
“Anders dan in regels opgesloten professionals wekken Paul Scheerder en zijn collega’s en vrijwilligers door hun solidaire aanpak een maximaal vertrouwen in de buurt. Van Maslow hebben we geleerd dat je pas ná het winnen van vertrouwen en het voldoen aan basisvoorwaarden als voedsel en een dak boven je hoofd, verder kunt om gezinnen te helpen. Als iemand honger heeft en uit zijn huis dreigt te worden gezet, moet je niet beginnen over opvoedhulp. Iedereen weet dat, slechts weinigen brengen het in de praktijk. Zeventien met elkaar kakelende hulpverleners in één probleemgezin wordt door grote instellingen heel acceptabel gevonden, maar iets doen aan honger en schulden is gek genoeg heel bijzonder.” “In zoverre zou je het Leefkringhuis als een soort herbronning van oude maar essentiële waarden in de welzijnssector kunnen zien. Mooi is dat dat gepaard gaat met een steeds vaker zichtbare herwaardering van de buurt. Trustvorming, de coöperatieve buurtgedachte, solidariteit van de straat in plaats van de staat, het zijn substantiële nieuwe ontwikkelingen als antwoord op de te ver doorgeschoten bureaucratie en verzakelijking van de sociale sector. Tegelijk is er niets op tegen dat bedrijven als maatschappelijk verantwoord ondernemers hierin steeds meer interesse krijgen. Het feit dat het Leefkringhuis nauw samenwerkt met het bedrijfsleven is geen hernieuwd kapitalisme. Het is juist toe te juichen dat sociale ondernemers zelf ook iets doen aan lokale noden, mits de buurt aan het roer blijft staan en de overheid het ijzeren gordijn van regels durft af te breken. ”
Paul Scheerder (69), de oprichter van het Gère Paulussen Leefkringhuis in de Vogelbuurt, is gisteren bekroond met een erespeld van stadsdeel Noord. Het dagelijks bestuur spreekt hiermee zijn waardering uit voor zijn inzet als directeur in de afgelopen dertig jaar.
Scheerder werkte in de jaren 70 als verkoopmanager van abonnementen bij Het Parool. Als vrijwilliger organiseerde hij daarnaast vakanties naar Oostenrijk voor arme kinderen uit de Vogelbuurt. Toen bleek dat sommige kinderen niet werden opgehaald na de vakanties en op straat of in het Vliegenbos sliepen, stichtte hij het Gère Paulussen Leefkringhuis als extra opvang in de buurt.
Inmiddels is hij al dertig jaar directeur van het Leefkringhuis, dat nu negen vestigingen telt in de Vogelbuurt. Scheerder: 'Mensen kwamen aan de deur met vragen als: kun je me even helpen, ik snap een brief niet. Op een gegeven moment waren dat zo veel mensen, dat we een inloopuurtje zijn gaan organiseren. Nu zitten hier van dinsdag tot en met vrijdag ongeveer dertig mensen met een probleem. Huren die niet betaald kunnen worden, kinderen die niet luisteren of van school zijn gestuurd, mensen die hun huis uit worden gezet et cetera.'
Geengelulhulp Er werken veertig mensen in de opvang, onder wie veel parttimers, vrijwilligers en stagiairs. Er zijn 32 bedden en twee voedselbanken. 'De geengelulhulp van de Vogelbuurt: wie binnenkomt, wordt onmiddellijk geholpen,' zo beschreef Het Parool de opvang in 1999 en die beschrijving is nog altijd van toepassing. Scheerder: 'Als je hier binnenkomt van 'ik heb al drie dagen niet gegeten', dan ga je vanavond eten. Als je geslagen wordt, zeg ik: gisteren was de laatste keer. Geen intake, formulieren of andere drempels.'
Voor een recensie van Geen zee te hoog, klik hier.
Bijna tien jaar geleden, in november 2005, publiceerde ik mijn eerste boek bij uitgeverij Augustus. Het heette Koning Burger. Nederland als zelfbedieningszaak. Het boek probeert een duiding te geven van het succes van het beroemde liedje waarmee de Postbank ooit succesvol reclame maakte: 15 miljoen mensen /op dat kleine stukje aarde / die schrijf je niet de wetten voor /die laat je in hun waarde. Die vier regels zijn een perfecte omschrijving van het zelfbeeld van de moderne burgers in Nederland. Zo willen Nederlanders immers graag gezien worden: als mondig, zelfverzekerd en onafhankelijk. Als heersers in hun eigen rijk. Als KONING BURGER.
Aan de hand van allerhande concrete voorbeelden laat het boek zien dat het persoonlijke sluipenderwijs de maat is geworden voor het publieke gedrag van burgers. Het boek is een pleidooi voor nieuwe vormen van publiek leiderschap. Niet door Grote Leiders, maar door kleine helden. Of zoals de slotzin op de achterflap het zegt: 'Door professionals die zich niet opsluiten in kantoren en die weer serieus werk maken van Koning Burger.'
Het boek werd op 8 november 2005 in de Eerste Kamer overhandigd aan..... Mark Rutte, toendertijd staatssecretaris voor sociale zaken en werkgelegenheid en hoofdpersoon in een van de hoofdstukken van het boek, waarin ik verslag doe van een werkbezoek aan de gemeente Hoorn, waarin ik hem mocht vergezellen. Het hoofdstuk 'Waarom Mark Rutte deugt' is me nog lang nagedragen ('Jij bent toch een fan van Mark Rutte').
Misschien dat hij vanwege drukke werkzaamheden het boek ongelezen (behalve het hoofdstuk dat over hem ging vermoedelijk) terzijde heeft gelegd, en het onlangs bij het opruimen weer eens tegen is gekomen. Ik fantaseer dan graag dat hij er meteen de inspiratie aan ontleende voor zijn opmerkingen tijdens het VVD-congres over de dikke Ik-cultuur in Nederland en zijn oproep om daarover in debat te treden. Om daarin even beslagen ten ijs te komen als de minister-president kunnen de debatdeelnemers natuurlijk niet om Koning Burger heen.
Helaas is het boek na vijf drukken na 2010 niet meer herdrukt en niet meer snel leverbaar. Behalve dan dat ik toen de uitgeverij verhuisde een telefoontje kreeg of ik de laatste 25 exemplaren niet wilde hebben omdat zij ze anders wegens ruimtegebrek weggegooid zouden worden. Sindsdien staan ze in de kelder, maar het spreekt voor zich dat ik die 25 exemplaren graag omwille van het niveau van het dikke Ik-debat gratis aan de debatdeelnemers ter beschikking stel. Stuur mij een mailtje (info@josvdlans.nl) en ik stuur u een exemplaar toe.
Voor informatie en recensies van Koning Burger, klik hier.
jun5
Vandaag start rubriek op socialevraagstukken.nl
Klik hier voor een pdf-versie van deze eerste aflevering.
jun5
Eerste reactie Oproep 1 - socialevraagstukken.nl
Zojuist las ik uw bericht over ervaringen met collectief werk, en individueel werk gecombineerd, met daarbij de vraag ervaringen te delen.
In Hengelo is vanuit Wijkracht gestart met teams die dit gecombineerd inzetten ten behoeve van mensen en groepen mensen. Dat kan vanuit de context wijk zijn, maar evengoed op straat, buurt of stedelijke niveau. We noemen het wijkteams, maar de medewerkers zijn op stadsdeelniveau georganiseerd. Omdat dit in onze ogen de benodigde schaalgrootte was die zorgde voor de ideale mix aan kennis en competenties vanuit de oude domeinen. In de teams zijn professionals verenigd die voor de transitie een functie hadden vanuit een individuele/ systemische functie: maatschappelijk werkers, thuisbegeleiders, mantelzorgondersteuners, ouderenadviseurs, wijkverpleegkundigen, MEE medewerkers En vanuit een collectieve functie: sociaal cultureel werkers, jongerenwerkers, ouderenwerkers.
Deze medewerkers zijn niet nieuw aangenomen, maar kenden allen al wortels in het Hengelose. Zo borgen we wat was, maar maken we het inwoners van Hengelo eenvoudiger ons te vinden. We noemen het ook wel de transformatie van winkelcentrum naar buurtsuper. Vorig jaar kenden we 8 labels in het voorliggende veld, waar mensen zelf wijs uit moesten worden. Nu 1: Wijkracht.
Wat we zien gebeuren in de teams, is dat medewerkers maatschappelijke trends of knelpunten waarnemen vanuit individuele vragen, en deze meteen met de collega's "collectief" om weten te zetten naar een collectieve aanpak. Door de toenemende samenwerking begint het werk door elkaar te lopen, en we voorzien dat de focus op individueel werk of collectief werk in de dynamiek van de teams snel door elkaar gaat lopen. Medewerkers zijn erg enthousiast over het tempo dat gemaakt kan worden van signaal naar aanpak, en de preventieve werking die er vanuit gaat.
Voorbeelden van actuele zaken in de teams: - mobiliteitsvragen voor ouderen (hoe kom ik ergens) - aanpak van XTC gebruik onder zeer jonge meiden - het helpen opstarten van een idee om betekenisvol te zijn/ worden voor anderen (bv. Mensen die het onderhoud van hun boerenerf ter beschikking willen stellen aan ouderen die niet meer op een boerderij kunnen wonen, of ervaringsdeskundigen op een thema bereikbaar maken voor anderen) - jongeren met LVB beeld, in relatie tot werk nu wajong weg gaat vallen.
Issue met deze werkwijze is wel de omvang van de teams. De "mix van ingrediënten" (functionarissen) maakt het antwoord op de vraag van mensen en de samenleving zoveel mooier, en het proces van vraag naar antwoord veel sneller, maar we hadden zoveel domeinen en functionarissen dat we voorlopig nog veel mensen bijeen brengen in grote teams om dit uitgangspunt vorm te geven. Het loopt in realiteit boven verwachting goed in de samenwerking, maar we voorzien wel dat we op termijn toe moeten groeien naar kleinere eenheden.
Mocht u meer willen weten dan hoor ik graag, of neem gerust een kijkje op www.wijkrachthengelo.nl!
Vriendelijke groet, Esther van Spall Manager Wijkracht/ projectleider Wijkracht Hengelo
-----------
Beste Esther,
Ontzettend leuk dat je zo snel reageert. Het klinkt ook goed wat jullie in Hengelo op gang hebben gebracht. Wij zijn vooral nieuwgierig naar hoe je van individuele casuïstiek een collectief arrangement/initiatief maakt. Zo te zien doen jullie dat vooral door verbindingen te maken tussen mensen. Kan jij of iemand anders daar meer over vertellen? Of hebben jullie nog meer op papier staan? Hoe gaat het proces van 'signaal naar aanpak' concreet in zijn werk in het team? Zijn er ook middelen voor? Is het een vast agendapunt?
Kortom, we willen er graag meer van weten. Kan ik je daarover begin volgende week even bellen?
Vriendelijke groeten, Jos van der Lans
(wordt vervolgd)
======16 juni ========
Dag Jos,
excuses, het is er in de hectiek van alledag niet van gekomen de mail te beantwoorden.
Een schot voor de boeg, hoe we van indivivueel naar collectief aanbod komen:
- Signalen van medewerkers bij elkaar brengen in een signaleringswerkgroep
- medewerkers zijn erop gefocused te signaleren (op vindplaatsen en bij individuele contacten). - - Belangrijke waarde in het handelen is signalen collectief te ontsluiten tbv preventie (wordt een scholingsprogramma voor ontwikkeld, wordt op gestuurd door de teamcoach, en ondersteund dmv intervisies)
- Collectief aanbod ontwikkelen op basis van signalen, (vaak in afstemming met gemeente) - Collectief aanbod kent een vaste basis, en vrije invulling voor projectmatig werken (flexibele bekostigingssystematiek)
- Een vernieuwend aanbod kan soms ook uit innovatiemiddelen bekostigd worden, dit vraagt creatief denken/ schuiven met middelen
- Er zijn wijkscans beschikbaar vanuit de gemeente (big data), om te kijken welke problematiek per wijk/ buurt aandacht behoeft. Vanuit de scans wordt met uitvoerende partijen gekeken naar wenselijke aanpak
- het netwerk weet dat wij graag meedenken/ meeontwikkelen in vernieuwend collectief aanbod, dus weet ons te vinden als er een maatschappelijke vraag opduikt
Het komt er kortgezegd op neer dat je weet wat er speelt, door signalen vanuit allerlei gremia bijeen te brengen, en dan te kijken welke middelen er beschikbaar zijn, of aanvullend nodig zijn. Dat laatste vraag creatieve inzet van organisatie, medewerkers, afdeling beleid gemeente, college, gemeenteraad en stakeholders.
We gaan in een project dat loopt t/m mei 2016 een soort toolbox ontwikkelen om de werkwijze in een duidelijk proces weg te zetten, en meer in het handelen van de wijkteams te kunnen borgen (zo laag mogelijk in de organisatie mandaat om snel in te spelen op maatschappelijke vragen). Doelstelling is signalen zo snel en eenvoudig mogelijk collectief te ontsluiten.
groet,
Esther
jun4
Tweewekelijks rubriek over de 3D-praktijk
Vrijdag 5 juni starten Pieter Hilhorst en ik een tweewekelijkse rubriek op de site socialevraagstukken.nl. Daarin verhalen we over de ervaringen, voorvallen, gebeurtenissen en dilemma's op de werkvloeren van het sociale domein, die - in jargon - volop aan het 'transformeren' zijn. Wij doen dat vanuit de overtuiging dat als dit een vernieuwingsproces van onderop is dat ook de stemmen en verhalen van professionals van onderop gehoord moeten worden. Dit alles maakt onderdeel uit van een project waare wij dit jaar mee zijn gestart en waardoor we in tien gemeenten aan de hand van 3D-labs vernieuwingen in de praktijk een steuntje in de rug willen geven. In januari publiceerden we daartoe drie voorbereidende essays, gebundeld in het boekje Nabij is beter. Zo heet ook de rubriek die vanaf morgen dus elke twee weken op socialevraagstukken.nl zal verschijnen.
Zo begint het essay. Voor het vervolg moet je De Groene kopen of als je een abonnement hebt inloggen op de site. Het essay is voor een kelin deel gebaseerd op mijn doctoraalscriptie uit (maar liefst) 1981. Een deel daarvan verscheen twee jaar later in het tijdschrift Te Elfder Ure, in een special over 'Jeugdculturen'. Dat essay ('De kultuur van het provoïsme') kan je hier downloaden. In dit weblog ben ik eind maart, begin april begonnen met een paar kleine stukjes over het ontstaan van Provo. Zie het weblog van 25, 26 en 30 maart en dat van 1 april.
jun3
Geweldige choreografie op Beatles-nummer
Chris Bliss jongleert onwaarschijnlijk fenomenaal (ik kan het zeggen als primitieve amateur-jongleur) op het Beatles-nummer Golden Slubers, Carry That Weight & The End. Ongelooflijke choreografie. Jeroen Hennemal liet het filmpje zien tijdens het programma Meesterwerken van Paul Witteman op 30 mei 2015. Ik was totaal verbluft toen ik het zag.