Tijdens mijn politieke carrière als Eerste Kamerlid (1999-2007) was ik een van de eerste politici die in 2004 een eigen - tamelijk primitief - weblog begon. Eerst vooral vanwege mijn politieke activiteiten/meningen, maar in de loop der tijd steeds meer over mijn publicaties en publieke optredens als journalist en publicist. Zo werd het weblog een etalage voor iedereen die op hoogte wilde blijven van mijn gepubliceerde artikelen en columns, van gebeurtenissen waar ik bij ben geweest, van observaties die ik doe, van meningen die in mij opwellen, of van andere persoonlijke wetenswaardigheden.
Het is geen dagboek, maar wel een soort maandboek geworden, waar ik zelf regelmatig in terug blader om nog even na te gaan hoe het ook al weer zat.
Schulden kosten de samenleving 11 miljard per jaar, berekende het NIBUD onlangs. Mensen met schulden zijn vaker ziek, ze komen moeilijker aan het werk en schulden leiden tot stress in gezinnen met alle ellende van dien voor de kinderen. Mensen met schulden helpen, is dan ook geen voorbeeld van charitas, maar een kwestie van welbegrepen eigenbelang. De schuldhulpverlening slaagt er op dit moment slecht in mensen met schulden daadwerkelijk te helpen. De helft van de mensen die zich melden bij de schuldhulpverlening valt uit voor de hulpverlening start. Vervolgens valt nog eens de helft uit tijdens het traject en uit een onderzoek van DWI blijkt dat 90 % van de probleemgezinnen die weer met een schone mocht beginnen na 3 jaar weer problematische schulden heeft. Wie eenmaal in de fuik van de schulden zit, komt er nauwelijks uit.
De schuldhulpverlening slaagt er wel in om betalingsregelingen te treffen, maar schiet tekort als het gaat om het realiseren van een duurzame gedragsverandering. Een gedragsverandering heeft het meeste kans van slagen als de verandering niet groot en alomvattend is, maar bestaat uit overzichtelijke kleine stappen (niet de grote voorjaarsschoonmaak, maar elke dag een kwartier opruimen), als mensen snel resultaat zien en worden beloond voor hun inzet (reken uit hoeveel sigaretten je niet hebt gerookt en wat dat je heeft opgeleverd) en als mensen in hun omgeving steun organiseren voor de verandering (niet in je eentje afvallen, maar samen met anderen).
De huidige schuldhulpsanering staat haaks op deze psychologische inzichten. De schuldsanering is een drastische ingreep in het leven. Alle luxe moet worden opgegeven, de auto voorop. In de schuldsanering gaat elke extra verdiende euro naar de schuldeisers. Werk loont dus niet. Pas na drie jaar volgt de beloning van een schone lei. En de meeste schuldenaren staan er alleen voor. Logisch dat de uitval groot is. Het devies is: wie schuld heeft moet boeten, niet wie schulden heeft moet perspectief krijgen. Vanuit een moralistisch oogpunt is dat begrijpelijk, vanuit een pragmatisch oogpunt is het dom. Het Nibud laat zien dat ons moralisme ons klauwen met geld kost.
Het kan anders. Als schulden ons zoveel geld kosten, kan het uitsparen van die kosten ons helpen om schulden op te lossen. Wie gaat werken krijgt meer leefgeld of zit korter in de schuldsanering, wie het budgetbeheer in eigen kring organiseert, mag een deel van het uitgespaarde geld gebruiken voor de schulden. Wie erin slaagt om de zorgkosten voor de kinderen te verminderen, krijgt een bonus. Zo gaat het nemen van initiatief lonen. Op deze manier kunnen individuele businesscases worden gemaakt, waarbij de schuldenaar weer perspectief krijgt en de samenleving profiteert. En juist door de schuldenaren met hun sociale netwerk een eigen plan te laten maken dat op alle levensterreinen betrekking heeft is de kans op een duurzame gedragsverandering veel groter.
Deze aanpak breekt met het moralisme van het huidige schuldregime. Als de huidige regelgeving deze aanpak onmogelijk maakt, is het beter de schulden op te kopen. Die schulden zijn namelijk weinig waard. Een schuldeiser ziet bij een schuldsanering nog geen 10 % van zijn vordering terug. Het opkopen van die schulden kost minder dan er valt te verdienen met het besparen op de zorgkosten. Met een andere aanpak is een wereld te winnen. Het gaat daarbij niet alleen om die 11 miljard van het NIBUD, maar vooral om het bieden van perspectief aan mensen die in geldnood zitten. Het gaat om het bieden van een toekomst aan mensen die nu zitten opgesloten in een uitzichtloze situatie.
Pieter Hilhorst is initiatiefnemer van het Goede GierenFonds, een organisatie voor inspirerende schuldsanering. Dit verhaal is een verkorte versie van zijn toespraak voor het Nationaal Laboratorium Schuldhulpverlening Anders!
okt30
Vandaag: 5000 volgers op Twitter!!!
okt28
Drukproeven Canon gehandicaptenzorg (vb)
Ik heb vandaag echte ouderwetse drukproeven gecontroleerd. Hoe meer de Canon gehandicaptenzorg (vb) de vorm van papier aanneemt hoe mooier en aantrekkelijker het boek lijkt te worden. Nog twee weken en het boek gaat in een oplage van 30.000 exemplaren het land in. Bekijk hier de pdf en lees de informatie over de bestelwijze.
okt28
Chris Sigaloff over sociale innovatie
OMOOC-college van Chris Sigaloff, directeur Kennisland, over sociale innovatie.
okt26
Canon gehandicaptenzorg naar de drukker
Er is de afgelopen weken ontzettend hard aan gewerkt, door mij, door collega Maarten van der Linde en door onze vormgever Janneke Schenk. En het resultaat mag er zijn. Komende week gaat de Canon gehandicaptenzorg (zorg voor mensen met een verstandelijke beperking) de drukpers op. Honderd pagina's, ruim 150 vaak unieke illustraties en afbeeldingen, 25 informatieve vensters - het is een prachtig boek geworden. Maar oordeel zelf en bekijk hier de pdf.
Het boek wordt als alles goed verloopt op 11 november in een oplage van 30.000 exemplaren bij zo'n zestig instellingen en een tiental particulieren afgeleverd, waarna het zijn weg vindt naar postvakjes en (vooral) kerstpaketten en eindejaarsattenties. Dat is in vergelijking met de twee eerdere Canon-uitgaven die de Vereniging Canon sociaal werk heeft uitgegeven (2012: Canon maatschappelijke opvang, oplage 10.000; 2013: Canon zorg voor de jeugd, oplage 12.000) een absoluut record dat we vermoedelijk niet zo snel zullen overtreffen. Juist door deze aantallen en door het feit dat instellingen bij voorbaat intekenen waardoor afzet en omzet is verzekerd, kunnen we deze boeken tegen extreem lage prijzen leveren. Niet onbelangrijk is daarbij dat de Vereniging Canon Sociaal Werk geen winstoogmerk heeft en Canon-boeken vooral wil uitbrengen om de kennis onder professionele werkers van de geschiedenis te vergroten in de overtuiging dat zij daardoor zelfbewustere professionals kunnen worden. En dat is een eigenschap die in deze tijden van transitie heel goed van pas kan komen.
Zolang de voorraad strekt kan de Canon gehandicaptenzorg (vb) door organisaties en particulieren besteld worden. De informatie vindt u daarvoor op de bestelpagina van de site Canon gehandicaptenzorg.
okt17
De verwording van Eigen Kracht
Vorige week publiceerden Pieter Hilhorst en ik in de Groene Amsterdammer het eerste essay over de dilemma's van de drie decentralisaties. Het moet een serie van drie worden, waarbij het tweede deel over de nieuwe professionaliteit gaat en het derde over een heel andere financiering. Het eerste esssay ging over Eigen Kracht, of preciezer: over de verwording van Eigen Kracht van emancipatieprincipe tot uitsluitingscriterium. En wat er moet gebeuren om weer op het radicale spoor van het eigen kracht denken te komen.
De tekst heeft veel belangstelling getrokken, als we de twitter-commentaren mogen geloven. Maar voor degenen die geen abonnement op de Groene Amsterdammer hebben (wat bijna een nalatigheid aan het worden is: de Goene is zo langzaam maar zeker het enige weekblad met enige intellectuele uitstraling, maar dat terzijde) en er ook niet in slaagden om een los nummer aan te schaffen, was de tekst tot nu toe onbereikbaar. Daar komt vanaf nu verandering in. Klik op bovenstaande afbeeldingen of anders hier en u kunt de tekst downloaden. Pieter Hilhorst en ik houden ons ten zeerste voor commentaar aanbevolen. Op plekken waar echt geinnoveerd wordt met Eigen Kracht komen wij graag kijken.
Pieter Hilhorst (GG-fonds): 'Maatschappelijke kosten voorkomen door schulden op te kopen'
Het Goede Gieren-fonds moet de schuldhulpverlening weer op de menselijke maat gaan schoeien. Mede-initiatiefnemer Pieter Hilhorst (publicist en oud-wethouder van Amsterdam) legt uit. ‘Als jij de samenleving minder geld kost, krijg je zelf ook meer geld.’
Het 'Goede Gieren-fonds' gaat schulden opkopen volgens de regels van de schuldsanering. Tegelijk maakt het met de schuldenaar afspraken over de aflossing en het voorkomen van nieuwe financiële problemen. Bovendien sluit het fonds prestatiecontracten af met partijen die er belang bij hebben dat de problemen niet escaleren. Dat betekent dat corporaties en gemeenten een financiële bijdrage leveren aan het fonds, als het huisuitzettingen en onder toezichtstelling weet te voorkomen. Het fonds is een initiatief van Pieter Hilhorst, Jos van der Lans, Sadik Harchaoui, Eelke Blokker, Albert Jan Kruiter en Harry Kruiter. In drie gemeenten gaan pilotprojecten van start.
Op welk probleem bieden jullie met het Goede Gieren-fonds, ook wel ‘de steunende bank’ genoemd, een antwoord? Pieter Hilhorst: ‘De huidige schuldhulpverlening werkt in veel gevallen niet goed. Veel mensen vallen al uit voordat ze in de schuldhulp komen. Veel anderen vallen uit in het schuldtraject. En van degenen die het wel halen, komt een groot gedeelte alsnog in de schulden. Het levert dus geen duurzame gedragsverandering op.’ ‘Volgens ons komt dat doordat de schuldhulpverlening is gebaseerd op een verkeerde gedragstheorie. Als je schulden hebt, moet je eerst boeten en kun je pas na drie of vijf jaar met een schone lei beginnen. Initiatief nemen wordt niet beloond: als je gaat werken krijg je niet meer geld, want je moet alles afdragen. Als je wisselende inkomens hebt, zeggen ze in de schuldsanering: blijf maar in de uitkering, dan heb je zekere inkomsten. Wij zeggen: draai die gedragstheorie om. Je moet initiatief belonen, ook al zit je in de schuldhulp.’ ‘Er zijn gezinnen die de maatschappij per jaar € 100.000 kosten, door de kosten van de maatschappelijke opvang, door kinderen die in instellingen zitten, door ouders die verslavingszorg krijgen. De maatschappelijke kosten zijn heel hoog. Daarbij komt dat schulden vaak een belemmering vormen voor de aanpak van andere problemen. Stel nu dat je de opvoeding als ouders beter kunt regelen en het kind hoeft niet meer uit huis geplaatst, dan worden de kosten minder en zou er ook iets van de schuld af kunnen.’ ‘Met drie gemeenten hebben we nu een pilot afgesproken. We willen voor 20 gezinnen het plaatje in kaart brengen: Wat zijn de kosten die gemaakt worden? Met welk plan kunnen die kosten omlaag worden gebracht? Stuit het plan op wettelijke beperkingen? Want: mag het wettelijk als je zegt: als je kinderen thuis kunnen wonen, hoef je minder lang in de schuldhulp te zitten? Als het niet mag zeggen we: dan gaan we de schuld opkopen. Als je schulden opkoopt, kun je een private overeenkomst met het gezin sluiten. Dan kun je wel zeggen: ik scheld een deel van de schulden kwijt, als je erin slaagt je kind weer thuis te laten wonen.’
Wat is je ervaring met het probleem? ‘Als wethouder heb ik gezien dat jeugdzorg vaak niet slaagt als mensen schulden hebben. Als je alleen maar bezig bent met overleven, komen opvoedvragen niet aan de orde. In een gezin met schulden kan het naar school gaan van een kind al een probleem worden. Ik kwam in een gezin in Amsterdam Nieuw West, waarvan een kind naar een speciale school moest in Noord. Vaak ging het kind niet, omdat er geen geld was voor openbaar vervoer. Vervolgens kwam er iemand van leerplicht om te zorgen dat kind weer naar school ging, maar schulden waren het echte probleem.’ ‘Albert Jan Kruiter (Instituut voor Publieke Waarden) noemt dit de ‘giftige cocktail’: als er én schulden zijn én ggz én jeugdzorg, dan heeft dat een verlammend effect. Als je op een andere manier met schulden zou omgaan, schept dat misschien ruimte waardoor je problemen die in het gezin spelen eerder kunt oplossen.’
Hoe kan de aanpak van schuldenproblematiek menselijker? ‘Kijk naar het prachtige boek ‘Scarcity. Why having too little means so much’ van Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir. Ze vragen zich bijvoorbeeld af waarom arme mensen zo vaak domme beslissingen nemen. Het antwoord is: als je aan het overleven bent, kom je vaak aan andere dingen niet toe. Er is overbelasting, dat zie je bijvoorbeeld in de samenhang tussen schulden en kindermishandeling. Er is een samenhang tussen ziekte, zorg en schulden.’ ‘We zien dat in het huidige systeem onvoldoende gedragsverandering is. Juist de mensen die de grootste moeite hebben met het uitstellen van behoeftebevrediging, moeten nu op een houtje bijten. Eigen initiatief wordt niet beloond, pas over vijf jaar. Daarmee veroordeel je ze tot passiviteit. Wij zeggen: nee, het gaat erom dat mensen weer greep krijgen op een eigen leven, dat zij een plan bedenken waardoor ze de samenleving minder kosten. Die moeten daar dan ook voor worden beloond, bijvoorbeeld doordat je sneller uit de schuldhulp bent of dat je meer leefgeld krijgt. Uit de gedragstheorie weten we dat als je snellere terugkoppeling hebt, je ook een meer duurzame gedragsverandering krijgt.’
In hoeverre is het Goede Gieren-fonds ook een slimme maatschappelijke oplossing? ‘Onder toezichtstelling van een kind kost € 7000 per jaar. Een huisuitzetting kost een corporatie € 6000. In de maatschappelijke opvang kosten ze per jaar € 30.000. De helft van het budget voor jeugdzorg wordt besteed aan twee procent van de cliënten. Het voorkomen daarvan, levert dus snel heel veel op.’ ‘Het fonds begint met een integrale kosten-batenanalyse. Wat kost een gezin als de situatie escaleert? Als we erin slagen de kosten te beperken, dan zouden we een deel van het uitgespaarde geld kunnen gebruiken om schulden af te lossen. Op dit moment zijn we bezig met de pilots op te zetten, waarbij de kosten worden gedragen door de gemeente op basis van een prestatiecontract. Daarvoor moet je kunnen inschatten wat het kost, maar ook wat het oplevert. Hoeveel kosten maak je bijvoorbeeld minder als iemand uitstroomt uit de maatschappelijke opvang? Als iemand naar school gaat, heb je geen kosten voor leerplichtambtenaren. Als iemand niet wordt uitgezet, heeft de corporatie minder kosten.’
Hoe kunnen mensen met schulden beter worden begeleid? ‘Geef ze de kans zelf met een plan te komen waarin ze hun problemen in samenhang aanpakken. Dan kosten ze minder geld, en kunnen ze ook sneller worden beloond voor hun initiatief. Mensen hebben de meeste moeite met het idee van perspectiefloosheid.’ ‘Neem jongeren in de opvang met schulden. Zij moeten leven van € 35 per week. Dan heb je geen mogelijkheid om iets van je leven te maken. Wij zeggen: zorg eerst voor gedragsverandering, zodat ze weer greep krijgen op hun leven. We willen de motivatie omdraaien: als je weer aan het werk gaat krijg je meer leefgeld. Nu kan dat niet, omdat al het geld naar de schuldeiser gaat. Maar wij zeggen: als jij de samenleving minder geld kost, krijg je zelf ook meer geld. Wij zoeken dus naar een alternatieve afbetaling: als je kind niet uit huis wordt geplaatst, spaar je geld en kan er ook meer worden afgelost.’
Meer weten over de onorthodoxe oplossingen van schuldproblemen door onder meer het Goede Gieren-fonds? Kom naar het Nationaal Laboratorium Schuldhulpverlening Anders!, op donderdag 30 oktober in Utrecht. Pieter Hilhorst is een van de hoofdsprekers en leidt samen met Jos van der Lans de slotronde. Klik hier voor het volledige programma.
okt14
Canon vrouwenopvang gelanceerd
Vandaag is tijdens het symposium ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Blijf-van-mijn-Lijf-huizen de Canon vrouwenopvang gelanceerd. Er is de afgelopen hard aangewerkt door verschillende auteurs onder redactie van Suzanne Hautvast, Sonja Appelman en Maarten van der Linde die er een mooi geheel van hebben gemaakt. Op de foto hieronder geeft Maarten van der Linde (midden) tekst en uitleg van de de Canon vrouwenopvang. De zevende Nederlandse canon inmiddels al weer van het project Canon sociaal werk.
okt11
Keukentafelgesprek verliest zijn onschuld
Het keukentafelgesprek
Begin jaren tachtig viel er plots een oproep voor militaire dienst op mijn deurmat. Ik had jaren uitstel gekregen, maar nu moest ik eraan geloven. Er was echter een ontsnappingsroute: via een herkeuring alsnog afgekeurd worden. Daartoe moest je een verzoek indienen en vervolgens werd je bij een legerdokter ontboden die dan het finale oordeel velde over je geschiktheid.
Ik was natuurlijk niet de enige die met dit probleem zat. Nogal wat van mijn studiegenoten die net als ik uitstel hadden gekregen, zagen er weinig brood in om het land ruim een jaar in een kazerne te dienen. Onder deze groep circuleerde een gestencilde notitie met heel precieze instructies hoe je moest antwoorden om de legerarts een rad voor ogen te draaien. Aanhoudende lage rugpijn (niet te controleren) zagen ze in het leger liever niet. Op aarzelende homo-erotische contacten zaten militairen ook niet te wachten. Dat je vroeger op de lagere school al veel gepest werd, deed het altijd goed. Kortom: als je een goed gecomponeerd stukje zieligheid tentoonspreidde dan was de kans groot dat de mannen van stavast geen brood in je zagen. Het leger maakte weliswaar een man van je, maar aan hopeloze gevallen begonnen ze liever niet.
Ik moest aan deze geschiedenis denken toen ik onlangs vernam dat dakloze jongeren in Amsterdam-West elkaar precies instrueren wat ze moeten zeggen als ze in contact komen met hulpverlenende instanties. Ze moeten bijvoorbeeld absoluut niet zeggen dat ze nog contact hebben of zouden willen hebben met hun ouders, want dan dwingen de hulpverleners je om met je ouders in gesprek te gaan en bij je ouders te gaan wonen. Op de nieuwe strategie van hulpverleners om de kracht van het sociale netwerk te benutten, hebben deze jongeren een passend antwoord ontwikkeld: ze ontkennen elke aanwezigheid van het sociale netwerk.
Dat lot staat, vrees ik, ook het keukentafelgesprek te wachten. Op YouTube zijn een paar instructiefilmpjes te zien van hoe zo’n gesprek zou moeten verlopen. Daar komt onvermijdelijk het moment in voor dat de keukentafelprofessional de vraag stelt hoe de contacten met de buren en de familie zijn. Dat is echter allang geen informatieve vraag meer, dat is een beladen vraag. Een goed contact betekent immers minder hulpverlening. Dus hoeft niemand er verbaasd over te zijn dat ouderen elkaar straks precies vertellen wat je wel en niet moet zeggen. Buren? Vrienden? Familie? Nee, die zijn net verhuisd, die kunnen niks meer, heb ik geen contact mee.
Wat zich aan de keukentafels dreigt te voltrekken, is de verwording van het Eigen Kracht-denken. Dat is via Eigen Kracht-conferenties begonnen als een radicaal ander besluitvormingsmodel in met name de jeugdzorg. Daar waar de staat zich gedwongen zag in te grijpen, kregen mensen de mogelijkheid dit te voorkomen en zelf een plan te maken waarbij zij ook een beroep konden doen op hulpverleners. Ze konden het lot zelf in handen nemen.
Die staatsdwang is echter bij een gewone hulpverleningsvraag niet aan de orde. Het beroep op de kracht van het eigen netwerk is dan niet langer een alternatief, maar eerder een uitsluitingsprincipe geworden. Mensen dreigen daardoor aan hun lot overgelaten te worden.
Het zou goed zijn als we ons realiseren dat deze gesprekken alleen maar kunnen werken als mensen erdoor in staat gesteld worden een beter alternatief te realiseren. Nu staan keukentafelgesprekken garant voor een verslechtering: minder hulp, meer zelf doen. Mensen hebben daardoor weinig andere keuze dan zich zieliger voor te doen dan ze zijn, met als paradoxaal gevolg dat gemeenten overvraagd dreigen te worden en eerder duurder dan goedkoper uit zijn. Maar als gemeenten daadwerkelijk een gesprek aangaan waarin zij vanaf het begin helder aangeven wat zij te bieden hebben (een soort nul-optie) en wat de kosten daarvan zijn, om vervolgens het netwerk in de gelegenheid te stellen een eigen plan te maken − wat wellicht zelfs ietsje meer mag kosten of waar betrokkenen misschien zelfs financieel iets aan bijdragen − dan kunnen mensen reële afwegingen maken. Dan hebben hulpvragers iets te winnen.
Overbodig om te melden, ten slotte, dat ik in 1981 ben afgekeurd voor militaire dienst. Het was een fluitje van een cent. De dokter had erg met me te doen.
Auteurs: Mirjan Oude Vrielink, Henk van der Kolk en Pieter-Jan Klok
Een samenwerking van: Platform31, BMC Advies en Universiteit Twente
Veel gemeenten kiezen voor de inzet van sociale (wijk)teams als instrument voor de transformatie in het sociale domein. De teams worden gezien als de onmisbare schakel in de wijkgerichte aanpak.
De Universiteit Twente heeft samen met de gemeenten Zaanstad, Leeuwarden, Enschede, Platform31 en BMC Advies onderzoek gedaan naar de vormgeving van sociale (wijk)teams. De onderzoekers hebben gekeken naar de organisatie van de teams en naar de knelpunten die zich voordeden bij de (door)ontwikkeling van de teams. Tijdens het onderzoek is gezorgd voor een wisselwerking tussen theorie en praktijk.
Wijkteams in alle soorten en maten
Het onderzoek laat zien dat gemeenten werken met heel verschillende modellen van wijkteams. Wijkteams zijn er in alle soorten en maten, voor verschillende doelgroepen, taakgebieden, samenstelling en werkwijzen. Ze zijn soms in de plaats gekomen van oude hulpverlening, maar worden soms ook als ‘kers op de taart’ bovenop de bestaande hulpverlening ingezet. Het onderwerp werk en inkomen is ook nog nauwelijks aangehaakt op de sociale (wijk)teams.
De verschillen tussen gemeenten roepen de vraag op of die het gevolg zijn van pogingen aansluiting te vinden bij de lokale behoeften, of dat die verschillen duiden op onduidelijkheid en onzekerheid onder degenen die de sociale (wijk)teams moeten vormgeven.
Opvallende punten uit het onderzoek
Over sociale (wijk)teams wordt soms gesproken alsof het om een precies omschreven organisatievorm met een duidelijke taakomschrijving gaat. Sociale (wijk)teams verschillen echter op tal van punten van elkaar. Er zijn sociale teams die interveniërende activiteiten ontplooien alleen ten aanzien van huishoudens met veel problemen en sociale teams die uitsluitend regisserende taken ontplooien ten aanzien van alle huishoudens in een wijk. Ook tussenliggende vormen blijken te bestaan.
In de eerste experimenten werden door de wijkteams huisbezoeken afgelegd om sociale problemen ‘achter de voordeur’ actief op te sporen. Nu wordt er vaak een beperktere invulling gegeven aan outreachend werken; wijkteams gaan naar aanleiding van een hulpvraag of een melding op huisbezoek.
Sociale teams zijn vaak hybride organisatievormen waarbij wordt samengewerkt tussen gemeenten en instellingen. Het is daardoor niet altijd duidelijk of teamleiders en teamleden binnen dezelfde organisatorische regels functioneren. Of adequate (aan)sturing en beoordeling van teamleden mogelijk is, is dan ook niet altijd duidelijk.
Omdat sociale wijkteams vaak worden gezien als een manier om ook informele en collectieve ondersteuning te versterken, is te verwachten dat sociale teams zich ook richten op het betrekken en versterken van de wijk. Toch blijkt dat dit slechts in enkele gemeenten het geval is.
In hoeverre sociale teams een grote bijdrage (kunnen) leveren aan het terugdringen van de kosten van het stelsel is niet in alle gemeenten helder. In hoeverre de teams de vereiste zorg kunnen beperken is niet altijd helder. En of integraal werken altijd goedkoper is, valt te bezien.
Veel sociale teams zijn opgezet als ingang voor iedereen, en worden zo ook gepresenteerd. Sommige van deze teams houden zich echter de facto toch bezig met zware en complexe problematiek, die veel tijd vraagt voor individuele ondersteuning en (het nemen van) regie. Hierdoor hebben de teamleden minder tijd om zichtbaar en aanspreekbaar aanwezig te zijn in de wijk.
Een generalistische werkwijze gericht op het versterken van ‘eigen kracht’, vraagt om interne motivatie en voldoende tijd van teamleden. Omdat teamleden soms moeite hebben met de ingezette veranderingen en vooral omdat zij soms een hoge werkdruk ervaren, vervallen ze soms in de oude werkwijze waarbij ‘zorgen voor’ centraal blijft staan en geen overgang wordt gemaakt naar ‘zorgen dat’.
Binnen sociale (wijk) teams is privacy gevoelige informatie aanwezig. Die informatie is zowel van belang voor het verlenen van zorg als voor sturing en kwaliteitszorg. Het is nog onduidelijk hoe met die informatie moet worden omgegaan en hoe daarmee feitelijk wordt omgegaan.
okt10
Eigen Kracht ontkracht - essay Groene
Deze week publiceren Pieter Hilhorst en ik in de Groene Amsterdammer ons eerste essay over de dilemma's van de drie decentralisaties. Het moet een serie van drie worden, waarbij het tweede deel over de nieuwe professionaliteit gaat en het derde over een heel andere financiering. Het eerste esssay gaat over Eigen Kracht, of preciezer: over de verwording van Eigen Kracht van emancipatieprincipe tot uitsluitingscriterium. En wat er moet gebeuren om weer op het radicale spoor van het eigen kracht denken te komen. De tekst is nog niet digitaal ter beschikking. Hij staat in de Groene en wie daar geen abonnement op heeft moet dus even naar de boekwinkel of Bruna/AKO om een los exemplaar te kopen. Dat is een goede investering, want de groene is met voorsprong het beste opinie weekblad van het land aan het worden. Niet hyperig, op zoek naar dieperliggende achtergronden en met ruimte voor stevige beschouwingen. Daar kan je best een abonnement op nemen. Ik stel de tekst online beschikbaar als dit nummer nergens meer te verkijgen is. Dat is dus volgende week donderdag. Hieronder wel vast een fragment:
okt10
Wim Slot houdt 4e Mulock Houwer-lezing
Klik op de afbeelding voor de tekst van de uitnodiging.
okt8
Het circus van Martin van Rijn
Ariejan Korteweg is een oude collega van mij bij de Volkskrant (lang geleden: 1991-1994). Ik kwam hem vorige week tegen toen ik een dag meetrok met de Martin van Rijn-karavaan in het Noorden van het land (zie weblog, 7 oktober). Omdat hij bij dezelfde bijeenkomsten is geweest als ik, is het aardig om kennis te nemen van zijn impressies. Ik heb ze even gepikt van de site van de Volkskrant, waar u zijn verhaal hier kunt vinden.
Hoe werkt de macht in Den Haag?
Door: Ariejan Korteweg is politiek redacteur van de Volkskrant, 8 oktober 2014
Circus Belly heeft de tenten opgeslagen aan de W.L. Van Nassauweg in het Groningse Leek. Tijgers suffen in de najaarszon, zwarte dressuurpaardjes staan klaar om geaaid te worden.
Even verderop, bij het Gemeentehuis aan de Tolberterstraat, strijkt een ander circus neer. Circus Van Rijn heeft aan één busje genoeg, al zijn er ook agenten op de been om FNV-demonstranten op een afstand te houden die de bewindsman een sloopkogel willen aanbieden.
Vergeet het energieakkoord, vergeet het woonakkoord. De decentralisatie van de zorg is veruit het diepste spoor dat deze regering gaat trekken. De komende maanden moet dat zijn beslag krijgen. Wordt het een bende, dan zal een nationale toorn zich over Den Haag uitstorten. Het lot van Rutte II ligt daarmee in handen van één man, de regisseur van deze verandering. Martin van Rijn (58) is zijn naam, staatssecretaris van Volksgezondheid. Zoveel is zeker: de vijf regels die hem op Wikipedia zijn toebedeeld doen geen recht aan zijn cruciale rol.
Dezer dagen toert Van Rijn door het land om te praten met de vierhonderd wethouders die vanaf 1 januari de verantwoordelijkheid voor de zorgbehoevenden van hem overnemen. Een tournee die hem langs leerhotels en beroepsacademies voert, van Goes tot Hengelo. In Oosterhout wordt hij aan de oren getrokken, in Kampen is er een lawaaiconcert, in Drachten krijgt hij een waarderend applaus.
Van alles wat in de Haagse politieke arena besloten wordt, ondervinden burgers de gevolgen. Doorgaans betreft het dan een groepje: bezitters van oldtimers, rokende bajesklanten, alleenstaande moeders. Met de veranderingen in de zorg ligt dat anders: iedereen krijgt via ouders of buren of baan of een onwillige knie met zorg te maken. Van Rijn is ons aller staatssecretaris.
Circus Van Rijn is Nederlandse democratie in optima forma. De bewindsman verlaat Den Haag niet om te vertellen hoe het allemaal moet: richt wijkteams op, koop samen voordeliger in, organiseer keukentafelgesprekken, enz. Nee, Van Rijn is een luisterend oor in mensengedaante. Zo kin't ook uit Bellingwedde, het ouderenproject van Pekela, de problemen van de Friese Femke (71) en Ids (82) alles wil hij er van weten. 'Vertel eens wat meer over de rol van de huisarts', zegt hij dan. Of: 'Voed ons met uw ideeën en gedachten.' De zorg op lokaal niveau organiseren geen wethouder die er nee tegen zegt. En dat er flink bezuinigd kan worden wanneer gemeenten taken combineren, spreekt niemand tegen. Maar zoiets kost tijd, zegt wethouder Thea Koster (CDA) uit Leeuwarden, en met haar vele anderen: 'Die tijd krijgen we niet.' Stel je een wethouder de hamvraag: kunt u garanderen dat volgend jaar niemand van uw inwoners er op achteruitgaat, dan is het antwoord een driewerf NEE. 'Geld om bij te passen heeft hij niet', zegt dan Peter Verschuren (SP) uit Hoogezand-Sappemeer. Ben Plandsoen (PvdA) uit Leek zoekt al naar alternatieven: zwembad dicht, straatverlichting dimmen, wegenonderhoud beperken. 'Groningen is krimpgebied, dan heb je weinig rek.'
Van Rijn hoort alles aan en leeft volop mee. In Drachten, de elleboog achteloos op het katheder geparkeerd: 'We moeten elkaar bestuurlijk vasthouden. Niemand hoeft bang te zijn in de steek te worden gelaten.'
Mensen die niet meer tegenkrachten oproepen dan strikt noodzakelijk, zijn in de politiek dun gezaaid. Van Rijn is zo iemand. Hij kan iets zeggen in de trant van: 'Als we samen in de modder staan, moeten we elkaar onze droom herhalen', en dan geloof je dat. Omdat je je niet kunt voorstellen dat hij zoiets zou verzinnen.
Wie dat talent heeft, kan een pijnlijke reorganisatie koppelen aan een nog pijnlijker bezuiniging en zich daarna nog met goed fatsoen onder de mensen begeven. Het zou zomaar kunnen dat dit staatssecretariaat zijn eindstation niet is. Toen Dijsselbloem nog kans op Brussel leek te maken, circuleerde zijn naam al als minister van Financiën. Voorzitter Spekman wil de PvdA redden door een onmogelijke spagaat te dicteren: die van een activistische regentenpartij. Van Rijn is de man die dat kan uitvoeren.
okt7
Een dag op stap met Martin van Rijn
'Klagen wethouders liever tegen de pers dan tegen de staatssecretaris?'
Cultuurpsycholoog en publicist Jos van der Lans sloot aan bij een regiobijeenkomst van staatssecretaris Martin van Rijn. Hij wilde die noodtoestand rondom het sociale domein nu wel eens met eigen ogen aanschouwen, maar kwam ‘bedrogen’ uit. Hij zag juist een enorme drive van bestuurders om de zorg anders te organiseren, dichter bij mensen, kleinschaliger, integraler.
Of ik nu de Volkskrant of Binnenlands Bestuur erop nasloeg, dan wel mijn licht opstak bij de sociale media; alles wees eind september in één richting: het gaat mis met de drie decentralisaties, al zeker op het terrein van de jeugdzorg en de zorg. De ene na de andere transitiecommissie luidde – als ik de media mag geloven – de noodklok. De bezuinigingen zijn te groot, de gemeenten zijn niet klaar. De inkoopcontracten worden niet op tijd getekend. Instellingen dreigen om te vallen. Tussen alle rampspoed door las ik echter dat staatssecretaris Martin van Rijn op tournee was gegaan om in alle regio’s van het land te spreken over de decentralisatie van de WMO en de jeugd. In het Brabantse Oosterhout was hij zelfs door een boze SP-actievoerder aan zijn oor getrokken!
Dát wilde ik meemaken. Ik wilde de noodtoestand rondom ‘het sociale domein’ met eigen ogen aanschouwen. Woedende wethouders, schuim op de lippen, die zich een oor aan genaaid voelen. Zo kwam het dat ik mij – een telefoontje verder – op donderdag 2 oktober aansloot bij de VWS-karavaan die met busje, staatssecretaris, cameraploeg en gedetailleerd reisschema haar tournee vervolgde in het noorden van het land. Deze dag zouden zo’n tachtig wethouders Van Rijn de les lezen in Drachten (ochtend: Friesland), Leek (middag: Groningen) en Assen (avond: Drenthe) en ik zou er met mijn notitieblokje getuige van zijn.
Drive van bestuurders
Ik noteerde in Drachten ook meteen de kreten van de zo’n 25 demonstranten (‘stop de afbraak, red de zorg’) die voor het werkelijk imponerende anderhalvelijnscentrum Sunenz (kijk op: www.sunenz.nl, let op de huisartsenbedden!) de staatssecretaris stonden op te wachten. Maar eenmaal binnen, leek het wel of ik in een andere wereld was beland. Ik begon mij af te vragen wie in onze vaderlandse stadhuizen nu eigenlijk die enquêtes van Binnenlands Bestuur had ingevuld, en met wie de commissie-Geluk had gesproken.
In ieder geval niet met de dertig Friese wethouders die hier met Martin van Rijn in gesprek waren. Want die waren zeker kritisch, die hadden zo allemaal hun zorgen, die waren dag en nacht bezig met de uitvoeringsproblemen, maar niemand – ik check nog even mijn aantekeningen, inderdaad: niemand! – had het idee dat de operatie out of control was. Integendeel, ik zag een enorme drive van bestuurders om de zorg anders te organiseren, dichter bij mensen, kleinschaliger, integraler. Ik ben al mijn hele publicitaire leven op tournee met het verhaal dat wij welzijn en zorg fundamenteel anders moeten organiseren, maar daar in Drachten had ik voor het eerst het idee dat de boodschap tot in de diepste regionen van het lokale bestuur was doorgedrongen.
Steun staatssecretaris
Maar goed, misschien had dat te maken met die eigenwijze Friezen. Friesland wil zich weliswaar niet afscheiden, maar op zijn minst zoveel mogelijk zelf doen. Maar later op de dag bleken de vijftig Groningse en Drentse wethouders in Leek (met een gelijkluidende SP-demonstratie) en Assen (drie demonstraties op een dag bleek zelfs voor de SP te veel) precies dezelfde houding uit te stralen. Zij hadden hun zorgen, zeker in regio’s waar krimp de toon zet, maar zonder uitzondering geloofden ze erin dat ze de ‘transformatie’ (= wezenlijke verandering van de organisatie van de zorg) zouden kunnen klaren. Zij wilden alleen wel weten of ze daarbij op steun van de staatssecretaris konden rekenen.
Martin van Rijn was daar klip en klaar over. In Drachten, Leek en Assen bood hij de wethouders een bestuurlijk partnerschap aan. Kort samengevat zei hij: ‘We staan voor een enorme taak, die tal van problemen zal oproepen, maar die om de kwaliteit van de zorg te garanderen op termijn onvermijdelijk is. Maar bel mij als de problemen onoverkomelijk worden. Net zoals ik jullie als eerste zal bellen als ik Kamervragen over lokale problemen krijg. We moeten dit samen doen, we gaan dit samen doen.’
Slag gewonnen
Is dat ‘Haagse peptalk, waar ik als kritisch publicist doorheen moet prikken? Klagen wethouders liever tegen de pers dan tegen de staatssecretaris? Of worden de noodklokken in Nederland vooral geluid door gevestigde belangen die naarmate het Uur U van 1 januari 2015 nadert precies weten dat slecht nieuws en dreigende rampspoed de zuurstof van de journalistiek is? Feit is dat er deze maand in het land vele duizenden inkoopcontracten met zorgaanbieders voor 2015 getekend worden, waarvan er niet een de krant haalt, terwijl de noodkreet van een door bezuinigingen getroffen bestuurder over vijf kolommen uitgemeten wordt. Zo strijden er rondom de drie decentralisaties dus twee werkelijkheden om voorrang. Die van angst en die van de vernieuwing. In de media is de laatste aan de verliezende hand, maar in onze stadhuizen lijkt – in ieder geval in het noorden van het land - een belangrijke slag gewonnen. Laten dat nu toevallig precies de plekken zijn die er bij de decentralisaties echt toe doen.
Lees hier meer over de regiobijeenkomsten van staatssecretaris Martin van Rijn.
okt3
Impressies De Decentralisatiesdag 2014
Op zaterdag 27 september sprak ik op De Decentralsiaties Dag in Zwolle waar zich zo’n 750 raadsleden hadden verzameld. Hierboven een impressie van de dag. Hieronder een pagina uit een digitaal magazine dat je hier kunt lezen. En als je op de afbeelding hieronder klikt, kun je de ppt-presentatie downloaden.