Tijdens mijn politieke carrière als Eerste Kamerlid (1999-2007) was ik een van de eerste politici die in 2004 een eigen - tamelijk primitief - weblog begon. Eerst vooral vanwege mijn politieke activiteiten/meningen, maar in de loop der tijd steeds meer over mijn publicaties en publieke optredens als journalist en publicist. Zo werd het weblog een etalage voor iedereen die op hoogte wilde blijven van mijn gepubliceerde artikelen en columns, van gebeurtenissen waar ik bij ben geweest, van observaties die ik doe, van meningen die in mij opwellen, of van andere persoonlijke wetenswaardigheden.
Het is geen dagboek, maar wel een soort maandboek geworden, waar ik zelf regelmatig in terug blader om nog even na te gaan hoe het ook al weer zat.
Ik hikte al tijden tegen de achtergrond van mijn eigen website aan. Groen met hele lichte schuine rode streepjes. Die achtergrond functioneerde er al sinds het begin van deze website in 2004. In het begin zag niemand die want de opmaak van de website was toen afgesteld op de beeldschermen van die tijd, waarvan de standaard 13 inch was. De meeste mensen zagen dus alleen de hoofdopmaak, en geen zijkanten.
Maar de beeldschermen zijn inmiddels vele malen breder geworden. En dus gaapt nu al weer enige jaren bij elke bezoeker links en rechts op zijn beeldscherm die achtergrondopmaak. Een beetje saai eigenlijk. Maar hoe dat te vervangen, en met wat voor soort foto. Daar heb ik lange tijd over gedubd, maar nu heb ik besloten om de proef op de som te nemen. De achtergrond wordt nu ingenomen door een foto van een Nederlands weidelandschap met een strak blauwe lucht.
Het is wennen, maar ik geloof dat ik het wel een frisse vooruitgang vind. maar ik laat mij graag leiden door het commentaar van trouwe bezoekers. Mail mij uw mening of zo nodig een betere foto: info@josvdlans.nl. Dank.
jul17
Tophit over Amsterdam Oost
jul15
Zelfsturende vitale gemeenschappen
Zelfsturing onderscheidt zich van vormen van burgerparticipatie omdat het niet langer over de overheid gaat die burgers betrekt bij haar beleid, maar omdat de burgers in hun specifieke rol als bouwers van de samenleving de belangrijkste actoren worden in het openbare domein. In Zelfsturende vitale gemeenschappenworden de ideeën over zelfsturing zoals die de afgelopen jaren ontwikkeld zijn binnen de Proeftuin Zelfsturing uiteengezet.
Middels bijdragen van diverse auteurs wordt toegelicht wat het concept van zelfsturing nu eigenlijk inhoudt en hoe het zich verhoudt tot andere ontwikkelingen zoals burgerparticipatie, zelfredzaamheid, kanteling Wmo, decentralisatie jeugdzorg, et cetera.
In de Proeftuin Zelfsturing participeren een zevental partijen: de gemeenten Peel en Maas en Valkenburg aan de Geul, de provincie Limburg, de Hogeschool Zuyd, de Vereniging Kleine Kernen Limburg en de welzijnsorganisaties Vorkmeer en Trajekt. Gezamenlijk beijveren deze organisaties zich om het zelfsturingsconcept verder te ontwikkelen en te verdiepen. Daarbij past ook de dialoog met andere initiatieven binnen en buiten de provincie Limburg die zich bewegen op het vlak van burgerparticipatie en gemeenschapsontwikkeling. De Proeftuin beoogt niet de waarheid in pacht te hebben, maar wel een duidelijk statement te maken over de rol van burgers, overheid en maatschappelijke organisaties bij het zoeken naar een samenleving waarin plaats is voor iedereen en waarin burgers een leidende rol hebben.
In deze studie is een gesprek uitgeschreven die de Proeftuiners hadden met Nico de Boer, Marc Räkers en Jos van der Lans naar aanleiding van Eropaf en het Burgerkracht-essay. Een van de citaten:
"Wij worstelen in Burgerkracht stuk ook met de kwetsbaarheid, maar de intentie is (als je het op een hoger niveau bekijkt), dat de verzorgingsstaat in een ontwikkeling zit, van meer eigen verantwoordelijkheid, van minder staat, minder overheid en meer burgers. De overheid heeft wel degelijk een verantwoordelijkheid voor de allerzwaksten in de samenleving. In de Angelsaksische samenleving wordt die grens niet gelegd. In het proces waar we in zitten en waar burgers meer aan het stuur komen van hun eigen voorzieningen, is de overheid niet ontslagen van die verantwoordelijkheid voor kwetsbaren. Dan is de volgende vraag: met welke professionals doe je dat dan, wat hebben mensen nog zelf voor het zeggen. Hoe kunnen mensen zelf in hun eigen kracht komen om verder te komen. Het heeft ook wel een principiële kant, anders kom je heel snel in de discussie dat mensen alles zelf moeten doen. Dan wordt het rechtse retoriek bijna. Je moet zoeken naar nieuwe verhoudingen om de verantwoordelijkheid opnieuw vorm te geven. In het eigen kracht denken zitten heel veel dimensies. Bijvoorbeeld de dimensie van het denken in netwerken: mensen moeten eerst hun eigen netwerken organiseren; denken in termen van coprofessionals: mensen moeten meer voor elkaar betekenen; denken in termen van eigenaarschap: je bent zelf eigenaar van een voorziening (pgb constructies, maar dan misschien collectiever). Dat zijn allemaal andere configuraties dan de traditioneel georganiseerde zorg en daar zit dan grondslagen van een nieuw soort verzorgingsstaat of de nieuwesociale arrangementen in."
jul15
Moderne gezagsuitoefening in de publieke sector
In juni verscheen onderstaande bundel. ik zat in de begeleidingscommissie. Het is een interessante studie geworden naar moderne vormen van gezagsuitoefening in de publieke sector, met bekende namen als (naast de drie redacteuren) Marc Räkers, Douwe van den Berg, Nies Medema, Evelien Tonkens, Barend Rombout en Micha de Winter. Interessant in de bundel is de positie van de politie. In de antiautoritaire jaren zestig en zeventig waren de dienders de gebeten hond, toen probeerden agenten onze beste kameraden te worden (wat erg gezagsondermijnend werkte natuurlijk), waarna ze steeds verfijndere vormen van gezagsuitoefening ontwikkelden. Jurriën Rood schrijft er een mooi verhaal over in deze - ondanks zijn enorme uitgestrektheid (onderwijs, jeugdzorg, reclassering, onderwijs) - zeer aan te bevelen bundel.
Gezagsdragers De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers
Redactie: Thijs Jansen, Gabriël van den Brink, René Kneyber
Politieagenten, verpleegkundigen, leraren en conducteurs hebben het in hun dagelijks optreden vaak moeilijk. Vroeger was gezag inherent aan de rol die zij vervulden. Dat is echter niet meer vanzelfsprekend. Hoe de publieke zaak nu nog te verdedigen? Hedendaagse gezagsdragers zien zich gesteld voor een tegenstrijdige ontwikkeling: terwijl hun gezag steeds minder vanzelf spreekt, lijkt gezagvol optreden meer dan ooit van hen verwacht te worden. Dat dingen mislopen of dat mensen zich niet aanpassen kan de samenleving slecht verdragen. En het zijn altijd de ‘professionals’ die daar iets aan moeten doen. Deze discrepantie moet nodig aan de orde worden gesteld. Gezagsdragers neemt hier het initiatief en komt bovendien met beleidsmatige oplossingen. Want de publieke zaak heeft gezagsdragers nodig die een verhaal hebben, in dat verhaal geloven en daarvoor staan.
Gezagsdragers is het vierde boek in de reeks over beroepseer. Eerder verschenen Beroepszeer (2005, inmiddels 4 drukken), Beroepstrots (2009, 2e druk 2010) en Sturen op vertrouwen (2010, 2e druk in 2011). Bestellen via uitgeverij Boom.
Wat bindt burgers aan de samenleving? Hoe kan binding worden gestimuleerd? Welke vormen neemt zij aan in een moderne netwerksamenleving? Hoe kan betrokkenheid van mensen bij die samenleving worden bevorderd? Dit type vragen bracht in de zomer van 2011 vier organisaties (WRR, Nationale Goede Doelen Loterijen, de Stichting DOEN en SOCIRES) op het idee om daar in een achttal workshops antwoord op te zoeken. Zij vroegen Jos van der Lans om naar aanleiding van de discussies deze publicatie te verzorgen.
Centraal staat in deze publicatie de wijze waarop de institutionele orde functioneert, de wijze waarop in de wereld van overheden, instellingen en dienstverlenende organisaties de omgang met burgers vorm krijgt. Deze ‘systeemwereld’ is in toenemende mate losgezongen van de ‘leefwereld’. Een groot aantal instellingen in de publieke sfeer zijn door hun grootschaligheid en hiërarchische organisatievormen in gijzeling genomen door een bureaucratische logica. Niet alleen energieke burgers, maar ook gedreven professionals lopen daar in vast.
Het kan ook anders. Er zijn initiatieven waarin een andere wijze van omgang met burgers zichtbaar wordt. Dat laat zich het best laat aflezen aan de opkomst van het eigenkrachtdenken. Centraal daarin staat het idee van eigenaarschap. De moderne verzorgingsstaat heeft burgers op tal van levensterreinen onteigent. Veel vernieuwingen en initiatieven in de samenleving zijn er op uit om deze zeggenschap weer terug te nemen.
Zij hechten zich nogal eens aan een plek, een territorium. Er is een plek, een gebouw, een voorziening nodig die burgers zich kunnen toe-eigenen. Dat is de sfeer waarin het vertrouwen hersteld kan worden, het bindingslaboratorium. Dat is een beweging van onderop. Een herontwerp vanuit de institutionele wereld op basis van de zuurstof van de leefwereld. Daarin is een hoofdrol weggelegd voor de werkwoorden die tijdens de workshops het meest in de mond werden genomen: Loslaten, vertrouwen, verbinden.
U kunt de tekst downloaden (ruim 2500 mensen gingen u daarbij al voor) door op de cover in het kader hieronder te klikken, of op de site van DOEN.
Inhoudsopgave
1. Wisselende stemmingen Introductie
2. De woorden Een eerste verkenning
3. De tegenstrijdigheid De beweging en de onmacht
4. De kloof Systeemwereld versus leefwereld
5. De oversteek De logica van burgers
6. Het eigenaarschap Vertrouwen in burgers
7. Burgers, netwerken en lokaliteiten Het einde van de achterban
8. Binding revisited Systeemkritiek in plaats van cultuurkritiek
9. Van onderop
jul1
Column TSS - sociale vraagstukken
Allemaal goed en aardig: die roep om burgerkracht. Maar wie kwetsbaar is koopt daar weinig voor. Jos van der Lans kaatst de bal terug en ontwaart in deze kritiek een nieuwe vorm van cultuurpessimisme.
De kwestie kwetsbaren
Kwetsbaren kunnen dit niet. Kort en bondig is dat het meest kernachtige bezwaar dat tegen de burgerkrachtbeweging – want zo mag je dat inmiddels wel noemen – wordt ingebracht. Er zijn ook nog andere bezwaren als ‘mensen hebben geen tijd’, de samenleving is te geïndividualiseerd’, maar het idee dat kwetsbaren ‘aan hun lot’ worden overgelaten als instituties minder dwingend en regelend aanwezig zijn is toch wel het hoofdbezwaar. Het grappige is dat de introductie van Eigen Kracht conferenties in de jeugdzorg zo’n tien jaar geleden vergezeld ging met een vergelijkbare dosis scepsis. Leuk idee, zei men, maar dat gaat echt niet lukken: deze gezinnen hebben helemaal geen sociaal netwerk; de problemen zijn te ernstig; mensen willen en kunnen dat niet; het is onverantwoord om professionals op deze manier buitenspel te zetten, want als puntje bij paaltje komt worden zij er toch op aangesproken.
Inmiddels zijn er 5000 conferenties georganiseerd en juist vanwege deze scepsis is in de sfeer van de jeugdzorg geen ‘interventie’ zo vaak onderzocht. Wat blijkt? Mensen, ook in zeer kwetsbare omstandigheden, kunnen de verantwoordelijkheid van een Eigen Kracht conferentie (EK-c) heel goed aan. In 80 procent van de EK-c’s slagen zij erin om goede en veilige plannen te maken die ook nog eens duurzaam zijn, dat wil zeggen over een langere periode stand houden. Uit onderzoek blijkt dat het aantal zorgpunten in een gezin snel afneemt na inzet van een EK-c, sneller dan bij de reguliere aanpak. Zeker, Eigen Kracht-coördinatoren moeten er soms extra moeite voor doen, maar er blijken toch altijd netwerken rondom mensen te functioneren die goed te motiveren zijn om bij elkaar te komen. Sterker, bij een op de zeven aanvragen voor een EK-c komt het netwerk spontaan zelf in beweging. Mensen reageren een beetje beledigd: ‘Hallo, daar hebben we helemaal geen EK-c voor nodig, dat doen we zelf!!’ Ook van het idee (beter: de angst) dat professionals buitenspel komen te staan blijft weinig over. Zij zijn juist ten nauwste betrokken. Zij delen hun kennis en hun zorgen met de familie/het netwerk. Daarmee stellen zij voorwaarden waaraan het plan moet voldoen – bijvoorbeeld: als er geen goed plan komt volgt een uithuisplaatsing. Alleen plannen die voldoen aan de gestelde voorwaarden worden geaccepteerd. Met andere woorden: EK-c zorgt juist voor een vorm van horizontale samenwerking tussen familie/netwerk en professionals. Het maakt problemen tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dat blijkt ook wel, want in driekwart van de Eigen Kracht-plannen wordt expliciet gevraagd om diensten/ondersteuning van professionals. Ja, en dan is het wel weer vervelend dat uit de evaluatieonderzoeken blijkt dat hun organisaties nogal eens minder betrouwbaar zijn in het nakomen van deze afspraken dan leden van het sociale netwerk. Wie kan nu wat niet?
Informele apartheid Je kunt daarom het verwijt ook omkeren. Wat hebben de daarvoor in het leven geroepen institutionele voorzieningen op eigen kracht te bieden aan mensen die kwetsbaar zijn? Wat brengen de loketten van de institutionele wereld, de intakes en spreekuren van de tientallen instellingen en diensten voor perspectief? Wat betekenen zij in het dagelijks leven van kwetsbare mensen die moeite hebben zich staande te houden? Ik denk dat er maar een eerlijk antwoord is op deze vraag: weinig. Of als we de hoeveelheid geld dat er naar toe gaat in de beschouwing betrekken: te weinig. Veel te weinig. Sterker, ondanks de toegenomen rijkdom aan sociale voorzieningen is er volop reden om aan te nemen dat de segregatie tussen kwetsbaren en niet-kwetsbaren in onze samenleving bepaald niet kleiner is geworden. Kwetsbaren raken steeds meer opgesloten in hun kleine wereld die de aansluiting mist met de wereld van succes, vergaderen, praten, witte wijn en zelfredzaamheid. Natuurlijke verbindingen ontbreken. Ooit bracht de verzuiling allerlei verbindende burgers op de been die via woningcorporaties, scholen, kerken, verenigingen, vakbonden, ja zelfs politieke partijen mensen in contact wist te brengen. Al die instanties leverden platforms waar rijk en arm, niet-kwetsbaar en kwetsbaar, kansvol en kansarm – met wat voor motieven dan ook - met elkaar werden verbonden. Die verbanden zijn verdwenen, de Amerikaanse socioloog Putnam (Bowling alone) heeft daar intrigerend onderzoek naar gedaan. Jazeker, er zijn meer netwerken dan ooit, maar de netwerken die meetellen zijn toch vooral netwerken van ons soort mensen. Moderne burgers sluiten zich op in uitdijende cirkels van meer of minder bekenden en organiseren daarmee onbewust en ongewild een informele vorm van apartheid, want in de netwerken van de succesvollen komen alleen bij hoge uitzondering (werksters) mensen voor wie het alledaagse bestaan een vorm van overleven is.
Beroepsmatige passanten In die wereld zijn professionals van de publieke sector vaak de laatste officiële verbindingsfunctionarissen tussen kansarm/kwetsbaar en kansrijk/succesvol geworden, tussen de wereld van zien te overleven en de wereld van meetellen en meedoen. Maar de tragiek is dat zij zich hebben opgesloten in een systeemwereld, bureaucratisch georganiseerd zijn, zich vooral moeten richten op procedures en verslaglegging, pas in beweging komen bij problemen en er steeds minder in slagen om een duurzame vertrouwensband aan te gaan. Zij zijn beroepsmatige passanten. Precies in dat steeds schrijnender wordende onvermogen brengt de burgerkrachtbeweging in de publieke sector een nieuw perspectief. Het mobiliseert buiten de gevestigde institutionele orde om de in ons samenleving rijkelijk aanwezige sociale energie. Het brengt mensen bij elkaar, of dat nu in achterstandswijken is of in de vorm van buddy’s, mentorschappen, coaches of in trusts, bewonersondernemingen of burgerinitiatieven. Zij maken dwarsverbanden mogelijk die de institutionele orde op eigen kracht niet meer voor elkaar kan krijgen. Zij proberen op een moderne wijze inhoud te geven aan wat na het verschrompelen van de verzuiling verloren is gegaan en wat de professionals van de verzorgingsstaat niet hebben kunnen opvangen. De kunst is nu om de institutionele orde daar dienstbaar aan te maken, zoals de jeugdzorg de afgelopen tien jaar zich ook steeds dienstbaarber is gaan opstellen ten opzichte van de plannen die uit Eigen Kracht-conferenties voortkwamen.
Om die beweging nu keer op keer te verwijten dat kwetsbaren daarin niet mee kunnen is dus eigenlijk een gotspé. Het is – zoals de Eigen Kracht-conferenties overtuigend laten zien - niet alleen een institutionele onderschatting van wat mensen wèl kunnen, het getuigt bovendien van een vorm van modern cultuurpessimisme, dat zich in tegenstelling tot het oude cultuurpessimisme niet baseert op de gedachte dat de moderniteit alleen maar achteruitgang heeft gebracht (vroeger was het beter, daarom moeten we ophouden met veranderen), maar dat de toekomst niet langer vooruitgang brengt (morgen wordt het slechter, daarom moeten we het bestaande behouden). Daardoor is de verdediging van de institutionele orde uit naam van de kwetsbaren een sterk conserverende kracht geworden; het wil niet zien waar het mis gaat en het biedt geen toekomstperspectief. Het beschermt gangbare professionele praktijken en de institutionele zekerheden die daar de logge vertaling van zijn geworden. Daar zijn kwetsbare Nederlanders dus niet langer mee gediend. Laat staan geholpen.
Deze column verschijnt in het juni/juli-nummer van TSS – Tijdschrift voor sociale vraagstukken.